Het koninklijk besluit van 7 juli 1994 gewijzigd en vervolledigd door verschillende latere besluiten, stelt de “Basisnormen” vast inzake de preventie van brand. De refereert eraan wanneer het een voorafgaand advies geeft over de plannen.
De eisen hebben voornamelijk betrekking op:
- de toegangswegen en de mogelijkheden tot evacuatie;
- de compartimentering (aard van de scheiding van de verschillende appartementen onderling en met de gemeenschappelijke ruimten); de rookookafvoer van de vluchtweg en brandblussystemen;
- de veiligheidsverlichting en de alarmsystemen.
De eisen variëren afhankelijk van de hoogte van het gebouw (hoogte tussen de vloer van het laatste bewoonde niveau en de straat).
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- de hoge gebouwen: hoogte van meer dan 25 m;
- de middelhoge gebouwen: hoogte tussen 10 m en 25 m;
- de lage gebouwen met een hoogte van minder dan 10 m.
In het algemeen voldoen de bestaande muren die in baksteen gemetseld zijn aan deze eis, op voorwaarde dat er geen openingen in zijn gemaakt. De bestaande muren tussen de kamers en het trappenhuis kunnen dus bewaard blijven.
De toegangswegen en de evacuatiemogelijkheden
Per appartement zijn twee afzonderlijke wegen voor de toegang (of evacuatie) vereist:
- een toegang via de gemeenschappelijke circulatie van het gebouw (hoofdtrap);
- een tweede toegang via een verticaal venster aan de straatgevel, toegankelijk voor de brandweerdienst.
Wanneer dit niet mogelijk is, kunnen in overleg met de preventiedienst andere voorzieningen die toegankelijk zijn voor de brandweerdienst, worden voorzien.
De compartimentering
De compartimentering bakent bepaalde delen van het gebouw af om te voorkomen dat een brand zich uitbreidt.
De voornaamste compartimenten van een woongebouw zijn:
- de individuele appartementen;
- het gemeenschappelijke trappenhuis;
- de kelderverdieping;
- sommige risicolokalen (de stookafdeling, de lokalen met de vuilnisbakken, de meterlokalen…).
De benaming (vroeger ), gedefinieerd in de Basisnormen, duidt de duur aan gedurende dewelke de elementen waaruit de compartimenten bestaan, vuurbestendig moeten zijn.
Er wordt rekening gehouden met: de weerstand of de stabiliteit van het onderdeel (R), zijn vlamdichtheid (E) en zijn thermische isolatiecapaciteiten (I).
Verticale wanden van de compartimenten
De gemene muren en de wanden van het trappenhuis moeten een REI-waarde 60 hebben (brandweerstand van 60 minuten). In het algemeen voldoen de bestaande muren die in baksteen gemetseld zijn aan deze eis, op voorwaarde dat er geen openingen in zijn gemaakt.
Deuren van de compartimenten
Elke toegang tot een compartiment moet voorzien zijn van een branddeur met een EI1 30-waarde voor de ingangsdeuren van appartementen en soms EI1 60 voor de deuren van de risicolokalen.
Een branddeur moet correct geplaatst worden:
- er mag geen ruimte zijn tussen de vleugel en het kozijn, noch onder de deur;
- er moet een brandwerende afdichting tussen het deurkozijn en de muren voorzien zijn.
Hoe controleren of uw deur echt brandwerend is?
- De branddeuren moeten een certificaat hebben van een erkend laboratorium, dat hun EI1-waarde en hun CE-markering vermeldt.
- Een BENOR-label op de zijkant van de deur laat toe om de labellisering en de brandweerstand ervan visueel te controleren.
Plafonds/vloeren van de compartimenten
Voor middelhoge gebouwen moeten de horizontale scheidingen tussen appartementen of met de gemene delen in het algemeen een REI 60 (brandweerstand van 60 minuten) hebben. Door een verlaagd plafond te plaatsen dat bestaat uit gipsplaten, en mits naleving van bepaalde uitvoeringsvoorwaarden en van de voorschriften van de fabrikant, kan aan deze eis voldaan worden.
Als u het bestaande plafond wilt behouden (aanwezigheid van lijstwerk…) kan een oplossing van bovenaf overwogen worden, ter hoogte van de vloer van de bovenverdieping.
Brandwerende doorvoeringen door wanden
De leidingen die door de wanden van de compartimenten lopen moeten waarborgen dat de brandweerstandswaarden van deze wanden behouden blijven.
De rookafvoer en de blusmiddelen
Rookafvoer van de vluchtweg
Om de rookgassen af te voeren die tijdens een brand ontstaan en die gevaarlijk zijn vanwege de toxiciteit en de temperatuur, eisen de Basisnormen bovenaan elk trappenhuis de plaatsing van een ventilatieopening met een doorsnede van minstens 1 m². Deze moet handmatig bediend kunnen worden door de brandweer met behulp van een bedieningsknop.
Vensters voor platte of hellende daken zijn speciaal voor dit doel ontworpen.
Wanneer dit niet mogelijk is, kunnen andere oplossingen overwogen worden in overleg met de dienst Preventie.
Blusmiddelen
De preventieverslagen schrijven doorgaans voor dat brandblussers in gemeenschappelijke circulatieruimtes moeten geplaatst worden (op de overlopen bijvoorbeeld).
De veiligheidsverlichting en de alarmsystemen
- De vluchtweg van de gemeenschappelijke circulatieruimtes moet worden aangeduid door een veiligheidsverlichting die gevoed wordt door een autonome bron.
- Alle te huur gestelde woningen moeten voorzien zijn van rookmelders, in overeenstemming met de norm EN14604.