De luchtgeluiden
Een wordt voortgebracht door een geluidsbron waarvan de energie in
de vorm van trillingen aan de omringende lucht wordt overgedragen (stem, televisie, muziek). Het verspreidt zich van de ene verdieping naar de andere door de elementen van de scheidingswand te doen trillen en wordt zonder onderscheid langs onder of langs boven behandeld (noteer dat een deel van het geluid door de muren kan worden overgedragen, en nog meer als het lichte muren zijn, waardoor in sommige gevallen ook deze muren behandeld moeten worden).

Om zich tegen luchtgeluiden te isoleren past men de twee grote principes van geluidsisolatie toe:
De massawet
De geluidsisolatie van een wand is beter naarmate hij dikker is en samengesteld uit zware materialen.
De globale akoestische prestatie van een wand (muur of vloer) wordt door zijn zwakste elementen bepaald. Daarom dient men ervoor te zorgen dat de homogeniteit van de wandmassa en zijn luchtdichting gewaarborgd wordt (geen ingebouwde spots bijv.).
Het massa-veer-massa-effect
Twee ontkoppelde massa’s, dat wil zeggen zonder star contact met elkaar, isoleren beter dan een massa van dezelfde totale dikte. De ontkoppeling van de twee massa’s lost de geluidsenergie op. Op dit principe zijn de meeste akoestische systemen gebaseerd.
Diagram hiernaast: prestaties van geluidsisolatie volgens de massawet en het massa-veer-massa-effect – voorbeeld voor een muur in massieve betonblokken
Hoe groter de massa’s en hoe groter de afstand ertussen, hoe efficiënter het systeem.

- 28 cmRw=54dB (+4dB)
- 14 cmRw=58dB
- 14 cm en 14cmRw=84dB (+30db)

- Massa 1
- Massa 2
In het systeem met zwevende vloer op balken vormt het plafond de eerste massa en de vloerpanelen de tweede. De massa’s worden gescheiden door de hoogte van de balken, met name meestal 18 tot 20 cm, wat een efficiënte afstand is.
De ontkoppeling (veereffect) tussen de massa’s gebeurt hier door:
- de dempende elementen op de balken;
- de soepele ontkoppelingsstroken aan de rand.
Het absorberend materiaal vormt op zich geen geluidsisolerend materiaal, maar draagt bij aan de geluiddemping in het massa-veer-massa- systeem en verhindert een resonantieverschijnsel tussen de massa’s, dat de prestaties van het systeem zou verminderen.
Om zich tegen luchtgeluiden te isoleren, is een verlaagd akoestisch plafond ook een efficiënte oplossing.
De contactgeluiden
Een wordt voortgebracht door een schok of door een rechtstreeks contact tussen een geluidsbron en een bestanddeel van het gebouw (loopgeluid, verplaatsing van voorwerpen, trillingen van machines…). Het verspreidt zich in heel de gebouwstructuur, soms over een grote afstand, en kan zich naar de andere lokalen verbreiden via alle wanden die een star contact (rechtstreeks contact tussen twee harde lichamen) hebben met het gebouwelement dat de schok ontvangen heeft.

Men doet het starre contact verdwijnen door een soepel materiaal (dempend of ontkoppelend) te plaatsen tussen de bron van geluidsemissie en het gebouw. Concreet vertaalt zich dat in de uitvoering van een zwevende .

Wanneer niet aan de bron kan ingegrepen worden, geven de aannemers soms het advies om een verlaagd akoestisch plafond te plaatsen in het bovenappartement.
Let op, ook al is dit laatste efficiënt tegen luchtgeluiden, het zwakt slecht één component van de contactgeluiden af. De andere wanden brengen deze ook over, en des te gemakkelijker naarmate de wanden dun en licht zijn. Als de plaatsing van het verlaagd akoestisch plafond niet volstaat om het lawaai tot een bevredigend niveau te verminderen, dan moeten ook de dunste wanden behandeld worden, en soms alle wanden tot het realiseren van het “doos in de doos” -principe.