Iedereen heeft het recht om werken uit te voeren aan zijn privatieve muren en afsluitingen, met inachtneming van de geldende stedenbouwkundige verordeningen. Dergelijke werken mogen echter de buren niet schaden en in sommige gevallen moeten ze hiervan op de hoogte worden gebracht.
Een privatieve muur onderhouden en herschilderen, het gedogen van het ladderrecht
De eigenaar van een privatieve muur of afsluiting kan, na voorafgaande kennisgeving, toegang krijgen tot het naburige om zijn eigen afsluiting (in ruime zin: muur, haag, enz.) te onderhouden en te herstellen.
De buur moet deze toegang tot zijn eigendom gedogen, tenzij hij rechtmatige motieven doet gelden om deze toegang te weigeren. De toegang moet op de minst schadelijke wijze worden uitgeoefend en de buur heeft recht op vergoeding indien hij schade heeft geleden.
Deze termen zijn opgenomen in artikel 3.67 §2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
Een gevelmuur isoleren
Een eigenaar kan zijn scheidingsmuur niet van buitenaf isoleren zonder toestemming van de buur, aangezien de isolatie aan de kant van de buur wordt geplaatst en zijn eigendom overschrijdt.
Dit geldt ongeacht of de muur privatief of gemeenschappelijk is (art. 3.62 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek). Het wordt sterk aanbevolen om met de buur een overeenkomst van erfdienstbaarheid voor grensoverschrijding op te stellen.
Om te zijn, moet de overeenkomst door een notaris bekrachtigd worden.
Als de isolatie zonder toestemming van de buur is aangebracht, bepaalt het nieuwe Burgerlijk Wetboek dat de dader van de grensoverschrijding in bepaalde gevallen de isolatie mag behouden in ruil voor een vergoeding of een (art. 3.62 §2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek).
Wilt u meer weten over het isoleren van een scheidingsmuur van buitenaf, raadpleeg dan ons infoblad:
Isolatie van een gemene muur langs de buitenzijde – Overeenkomst erfdienstbaarheid van grensoverschrijding
Bomen en privatieve beplantingen
Minimale afstanden van de beplantingen
Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (art. 3.133) legt de minimale afstanden vast voor
de privatieve beplantingen vanaf de eigendomsgrens, evenals de onderhouds- en snoeivereisten. Deze afstanden zijn dezelfde als die in het Veldwetboek (art. 30 en 35). Ze bedragen:
- 2 m voor bomen met een hoogte van 2 m of meer, te rekenen vanaf het midden van de voet;
- 50 cm voor bomen van minder dan 2 m hoog en de andere beplantingen (struiken, hagen…).
Indien deze afstanden niet nageleefd worden en indien de bomen jonger dan 30 jaar zijn, kan de buur naar de rechter stappen om de beplantingen te laten snoeien of rooien, tenzij de rechter van oordeel is dat er sprake is van rechtsmisbruik.
De buur kan echter geen bezwaar maken tegen beplantingen die niet hoger zijn dan de afsluiting tussen de percelen.
Er kan steeds van de algemene regel worden afgeweken door middel van een schriftelijke overeenkomst tussen buren.
Overhangende takken of wortels
Takken en wortels mogen niet doorschieten over de perceelsgrens (art. 3.134).
De buur heeft het recht om te eisen dat hun eigenaar ze wegsnijdt (tenzij de rechter van oordeel is dat zulks rechtsmisbruik uitmaakt).
De buur kan ook, na een ingebrekestelling per aangetekende verzending zonder gevolgen binnen 60 dagen, zelf deze takken of wortels wegsnijden op kosten van de eigenaar. Hij draagt dan zelf het risico voor de eventuele schade die hij aan de beplantingen toebrengt.
Vruchten die op natuurlijke wijze van de bomen op een aanpalend goed vallen behoren toe aan degene die het genot van deze eigendom heeft.
Deze inhoud maakt deel uit van
Gemeenheid - Juridische begrippen en praktisch advies