In Brussel wordt het gebruik van de daklijst pas in de 18e eeuw veralgemeend, wanneer men de huizen met puntgevels vaarwel zegt. Tijdens deze periode, gekenmerkt door het classicisme, is de daklijst nauw geïnspireerd op de antieke architectuur.
Ondanks de eindeloze varianten in de geveltekening die de trend van historische stijlen in de 19e eeuw met zich meebrengt, wordt dit klassieke model tot het begin van de 20e eeuw ruim toegepast.

Album des Articles de Bâtiments et de Jardins, Gieterij Nestor Martin.
Filialen in Sint-Jans-Molenbeek, 1911 © Verz. AAM
Welke elementen vormen een klassieke daklijst in Brussel?

De klassieke daklijst bestaat meestal uit drie niveaus:
– de hollijst : grote sierlijst van het bovenste deel ;
– de druiplijst: tussenniveau dat de dakgoot steun ;
– de consoles, modillons, tandlijsten: versieringselementen die een zichtbare verbinding vormen tussen de druiplijst en de verticale doorsnede van de gevel.
Onder de daklijst ontwikkelt zich de fries voorzien van steigergaten met regelmatige tussenpozen, waardoor stellingen kunnen vastgemaakt worden. Ze worden dikwijls gesloten d.m.v. kleine decoratieve deksels met stervormig motief, in diamantpunt of met leeuwenkoppen…
Rond 1900 veranderen sommige art-nouveau-architecten compleet het ontwerp van de daklijst: ze steekt voortaan breeduit boven de gevel, neemt een golvende tekening aan en rust soms op consoles in smeedijzer…
Ze beschermt vaak sgraffiti (techniek van de decoratieve muurschildering) of versieringen in keramiek die leven brengen in het bovenste deel van de gevel. In de periode tussen de twee oorlogen blijft de daklijst een belangrijke component van de art deco gevels.

Voor meer informatie over sgraffito en technieken om ze te onderhouden, raadpleeg de pagina