Het dampscherm kan een folie zijn, pleister of een OSB-plaat. Het garandeert het thermisch rendement van de isolatie en beperkt de risico’s op condensatie:
- het beperkt de migratie van waterdamp doorheen de lagen waaruit het dak bestaat,
- het verzekert de luchtdichtheid van het dak.
De waterdampdoorlaatbaarheid van het dampscherm wordt weergegeven in de μd ou Sd-waarde. Deze waarde varieert van 2 m voor een dampscherm met hoge waterdampdoorlaatbaarheid tot meer dan 200 m voor een dampscherm met lage doorlaatbaarheid. Wanneer de μd-waarde klein is, spreekt men over het algemeen van een damprem.
Sommige dampschermen hebben een μd-waarde die kan variëren afhankelijk van de luchtvochtigheid en de temperatuur, gaande van 0,25 m tot meer dan 10 m. Dit wordt een genoemd.
Er bestaat geen consensus onder de experts over het niveau van doorlaatbaarheid (lage of hoge dampdoorlaatbaarheid) van het te plaatsen dampscherm, behalve in twee specifieke gevallen:
- in een compact dak (dit concept wordt verder uitgelegd) wordt altijd een vochtgestuurde damprem gebruikt);
- een dampscherm met een lage waterdampdoorlaatbaarheid heeft de voorkeur boven ruimtes met een hoge luchtvochtigheid en/of onvoldoende ventilatie.
Waterdampdoorlaatbaarheid: µ, d en Sd
µ (« mu ») geeft de waterdampdoorlaatbaarheid van een materiaal weer.
De hoeveelheid waterdamp die zich verspreidt doorheen een bepaald materiaal hangt niet alleen af van de µ-waarde van het materiaal, maar ook van de dikte d (uitgedrukt in meter).
De equivalente diffusiedikte μd of Sd (uitgedrukt in meter) geeft de weerstand tegen waterdampdiffusie aan van een materiaal van een bepaalde dikte.
µd = µ x d
Hoe kleiner de µd of Sd -waarde, hoe meer waterdampdoorlatend het materiaal is.
Uitvoering van het dampscherm
Ongeacht het gekozen dampscherm is het van groot belang dat de installatie zorgvuldig wordt uitgevoerd om een perfecte luchtdichtheid te garanderen.
Wanneer de isolatie boven de dakvloer wordt geplaatst, wordt het dampscherm op de vloer geplaatst voordat de isolatie wordt aangebracht.
Het wordt aan de rand hoog genoeg opgetrokken om contact tussen de isolatie en de muur te vermijden. Bij renovatie kunnen bestaande soepele waterdichte membranen vaak behouden blijven en als dampscherm worden gebruikt.
Wanneer de isolatie van onderaf wordt geplaatst (compact dak), wordt het dampscherm tegen de isolatie aan de warme kant van het dak geplaatst, zonder luchtlaag. Bij dit daktype bestaat er een aanzienlijk risico op condensatie. Om dit risico te beperken, moet de installatie van het dampscherm perfect zijn. De kwaliteit van de luchtdichtheid kan worden gecontroleerd door een plaatselijke .
Het dampscherm moet ononderbroken geplaatst worden:
- waarbij het de volledige dakoppervlakte bedekt;
- door aandacht te besteden aan de aansluitingen ter hoogte van de dakstructuur, de koepels en het metselwerk. Dakdoorboringen en nietgaten moeten worden afgedicht;
- zonder het per ongeluk te perforeren tijdens het hanteren en plaatsen.



Luchtlekken: de onzichtbare vijand van isolatie
Een dichtheidsgebrek leidt niet alleen tot het risico op condensatie, maar ook tot een sterke daling van de isolatieprestaties van het dak.
Voorbeeld
thermische weerstand van de geïllustreerde wand die 14 cm wol bevat:
R met spleet = 0,8 m2K/Wof het equivalent van 3 cm isolatie!
Door de spleet isoleert de wand bijna 5 keer minder goed!

Bron: Instituut voor bouwfysica Stuttgart